Eerst werken, dan pas genieten

De zon schijnt heerlijk.
Ik heb er lang op gewacht.
Zonder jas naar buiten
ook al is het koud.

Als ik om mij heen kijk,
zie ik in eens hoeveel knoppen er in de appelboom zitten.
Ik voel de warmte op mijn lichaam
en geniet van het geluid van vogels

Als ik er lekker voor ga zitten
zie ik ook ineens hoeveel werk er is in de tuin.
Mos in het gras,
groen uitgeslagen stoeptegels
en onkruid.

Ik kijk naar het werk
en trek het werk naar binnen.
Mijn lichaam in.

Ik voel een druk in mijn lichaam komen,
die mij vertelt dat ik aan het werk moet.
Met die druk, druk ik mijzelf ook een beetje naar voren.

Ik merk op dat ik in het standje
‘werken voordat ik mag genieten’
ga en daarmee besluit ik gelijk om het niet te doen.

Het is een vertrouwde beweging die ik steeds meer opmerk.

Deze innerlijke beweging drukt mij ‘eruit’.
Ik neem mijn lichaam minder waar
en waar ik dan aan voorbij ga, is mijn behoefte.
In dit geval de behoefte om even te genieten.

Ik blijf naar de vieze tegels kijken en
vergroot de afstand tussen mij en de tegel.
Ik ga van kijken
naar waarnemen
zonder het naar binnen te trekken.
Ik zak wat achterover,
de druk wordt minder
en mijn lijf ontspant.

Ik laat mij dragen door de stoel,
en geniet.

Het voorjaar! Ik hou ervan!